GEEN LATER
Met vader liep ik langs het strand
en aan zijn hand ging ik, op korte
beentjes nog, met kleine stapjes
door het mulle zand.
Ik leerde over schelpen en hun namen,
het nonnetje, de venusschelp, de kokkel
en het zaagje. En dan dat wonderlijke
inktvis-ei, garnalen in de plasjes en aan
de palen van de pier de bloemen van de zee,
de anemoon, de roos, de anjelier.
de wind om onze hoofden,
het licht in onze ogen.
In onze oren ’t eeuwig lied
van zon en wind en water.
Er was toen nog geen later.
Froukje Giltay
terug