MEDITATIE: VEERTIG JAREN, VEERTIG DAGEN......

In het tweede Testament komen we ook het getal veertig tegen als de hoeveelheid dagen, die Jezus in de woestijn doorbracht. Een tijd van inkeer en bezinning, waarin besluiten worden genomen en lijnen uitgezet.
Hier werd door de hogepriester op Grote Verzoendag de zondebok naar toe gestuurd, nadat hij door handoplegging de schuld van het volk had gekregen.
Het is het gebied van Azazel, de duivel, de tweespalt brenger, die mensen fata morgana‟s voorspiegelt, die niet waar blijken te zijn, maar waar ze toch iedere keer weer in trappen.

Vanuit de praktijk van alle dag verbloemen wij dat door van alles aan te voeren om onszelf te rechtvaardigen.

In de woestijn kunnen we er echter niet meer om heen en worden dingen duidelijk.

Vanuit die situatie zijn we soms geneigd God te vragen, wat Hij voor ons kan doen. Verwachtingen kunnen hooggespannen zijn.
De teleurstelling, omdat wij niet kregen waar we om vroegen, is dan navenant.
Zegt dat iets van God?
Of zegt dat wat van onszelf?
Is het wel eens in ons opgekomen, het van de andere kant te bekijken? Van de kant waaruit Jezus het benaderde: bidden om kracht en sterkte om dat te doen wat God van hem wil.

In de woestijn hoort Israël:
"Want een mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God" (Deut.8:3 ) en "Stel God niet op de proef" (Deut.6:16 ).
Hier wordt het duidelijk, dat het Joodse volk het christendom niet nodig heeft om hun geloof te belijden, andersom is dat wel het geval: Wij zijn loten geënt op de stam van Isaï; eigen wortels ontbreken (Rom. 11: 17 en 18).

Wat betekent Goede Vrijdag als we van een Grote Verzoendag horen, waarop een zondebok de woestijn wordt ingestuurd?
Wat zegt Pesach, de uittocht uit het land van de dood, ons over Pasen?
terug